En elk jaar komt de foto van de klok op Facebook voorbij. Een herinnering aan een prachtige verjaardag in maart 2014. De dag dat ik de klok van mijn vader kreeg en ik hem voor het laatst in leven zag.
Hij heeft er zo’n spijt van. Hij heeft zich altijd voorgenomen om het anders te doen dan zijn moeder heeft gedaan. Maar zijn zus was vasthoudend en hij heeft toegegeven. Hij heeft zijn kinderen bij hun zieke oma weggehouden en nu zitten ze met allerlei vragen. Want oma is dood en ze snappen niet waarom.
Heerlijk dat regelen. We doen het samen, mijn broers en ik en dat geeft me een fijn gevoel. En het houdt me weg bij waar ik niet naar toe wil. Ik bel Annerie van de uitvaartonderneming, heb overleg met mijn broers, fiets naar mijn moeder met de liturgie voor de afscheidsdienst, zing alle liedjes met haar en samen kopen we een mooie outfit voor de begrafenis. ‘Ik ga in het rood’, zegt ze beslist. ‘Dat was zijn lievelingskleur’. We vinden een mooi zacht rood colbert. En een fijne trui. Ze ziet er mooi uit.
“Je ziet helemaal niets aan mij. Iedereen durft zelfs te beweren dat ik er goed uitzie, maar zo voelt dat helemaal niet. Ik heb altijd pijn, ben continu moe en heb zware pijnstillers. En als ik een extra pijntje voel, ben ik geneigd direct een MRI te eisen. Want stel dat ik weer zomaar iets heb?
Ze doet zo haar best. Voor haar ouders, haar kinderen, haar werkgever en haar zus die niet voor zichzelf kan zorgen en zo dol is op haar. Ze werkt hard om de kinderopvang te kunnen betalen, want haar ouders kunnen niet meer oppassen. Ze hebben heel veel bijgedragen hoor, vertelt ze. En ik snap best dat het ze te veel wordt. Maar het was wel handig, en goedkoop.
We lopen gedrieën door de Hema. Mijn dochter, mijn moeder en ik. Nou ja lopen, mijn dochter duwt slenterend de rolstoel met daarin haar oma en ik duik in de rekken nachtkleding om het assortiment van mijn moeder aan te vullen. We zijn net naar de markt geweest, het weer is prachtig en de sfeer gemoedelijk. Mijn telefoon gaat: iemand van het huis waar mijn dementerende oudste broer woont. Hij heeft het syndroom van Down en als zijn mentor word ik het eerst gebeld als er iets is. Ik merk dat ik altijd een beetje paniekerig reageer als ze bellen. Er zal toch niets aan de hand zijn…
Ze heeft net gesport en zit in haar strakke legging en top nog na te hijgen van het fietsen. Ze oogt opgewekt en blij en dat is ze ook, zegt ze. Ik ben zo blij en dankbaar voor wat ik allemaal heb. Maar ik had het mijn zus ook zo gegund. Nu ik bijna vijftig ben, ben ik zo met haar bezig. Zij is maar vijftig geworden. En dat raakt me nu nog meer dan anders. Ik mis haar en ik had het haar en haar gezin zo gegund om veel langer samen te zijn.
Tegenover me zit een mooie, ingetogen vrouw, pratend met zachte stem in weloverwogen woorden. Haar vader is overleden, maar dat is niet de reden waarom ze komt. ‘Tuurlijk weet ik dat mijn kindertijd ver achter me ligt. En dat ik geen last meer hoef te hebben van mijn dominante vader en mijn afwezige moeder. Maar toch kom er ik elke keer weer op terug, merk ik dat ik er wel last van heb en dat ik in alles zo reageer als mijn ouders dat gewenst zouden hebben.’
Het is een prachtig kindje. Haar moeder laat de foto’s zien van het doodgeboren meisje. Haar derde kind. Ze zou nu acht zijn geweest. ‘We hebben een paar hele mooie dagen gehad met haar. Mijn zoon en dochter gingen er heel natuurlijk mee om toen ze bij ons in de kamer in haar witte rieten mandje lag. Ze waren heel verdrietig, want er zou een nieuw kindje komen en dat gebeurde ook, maar ze bleef maar heel kort. Ze snapten heel goed dat het heel erg was wat er was gebeurd, maar het zijn kinderen hè. Ze vonden al die aandacht en al dat bezoek ook heerlijk, wat ik heel goed snap.
Mager en bleekjes zit ze tegenover me. Terwijl ze net een paar weken Portugal achter de rug heeft, ziet ze eruit alsof ze herstellende is van een heftige griep. ‘Ik heb alleen maar gebeld met mijn moeder, mijn zussen en de wijkzorg van mijn moeder. Wat een ellende, ik heb nauwelijks zon gezien’, verzucht ze. ‘Mijn man en kinderen hebben vakantie gehad, maar ik kwam gestrester thuis dan dat ik heen ging.’