Het is een prachtig kindje. Haar moeder laat de foto’s zien van het doodgeboren meisje. Haar derde kind. Ze zou nu acht zijn geweest. ‘We hebben een paar hele mooie dagen gehad met haar. Mijn zoon en dochter gingen er heel natuurlijk mee om toen ze bij ons in de kamer in haar witte rieten mandje lag. Ze waren heel verdrietig, want er zou een nieuw kindje komen en dat gebeurde ook, maar ze bleef maar heel kort. Ze snapten heel goed dat het heel erg was wat er was gebeurd, maar het zijn kinderen hè. Ze vonden al die aandacht en al dat bezoek ook heerlijk, wat ik heel goed snap.
Mijn man en ik waren gebroken. Maar het lukte hem snel de draad weer op te pakken. Hij had een drukke baan, ik ook wel, maar ik had langer nodig om weer terug te gaan naar mijn werk. Ik zag mezelf steeds zitten met haar in mijn armen. Ik verlangde zo naar haar, ik wilde haar zo graag vasthouden, voelen. Eigenlijk wist ik me geen raad. En ondertussen ging alles gewoon door. Die andere twee moesten gewoon naar de opvang en naar school, ik moest wel door, of ik nu wilde of niet.
Ik ben weer aan het werk gegaan, de kinderen werden groter en eigenlijk hadden we het er nooit meer over. Ikzelf ook niet. Ik was ook vaak teleurgesteld als ik er wel over sprak. De reacties waren zo onnadenkend: Je hebt toch nog twee kinderen; het is toch al even geleden, zit je daar nog steeds mee; waarschijnlijk was het toch niet helemaal goed geweest. Daarom sprak ik er maar niet meer over. Zelfs mijn beste vriendin nam afstand toen ze vond dat ik er wel ‘heel erg in bleef hangen’.
En mijn man ging ook weer over tot de orde van de dag. Hij is zelfs verbaasd dat ik er nog zo mee zit, hij had het helemaal niet in de gaten gehad. Maar voor mij is het alsof het gisteren is gebeurd. Ik zie mezelf nog zo zitten in de auto, huilend met dat rieten mandje op mijn schoot. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan haar denk. Maar erover praten doe ik al jaren niet meer.’
Tot haar moeder overleed. ‘Eigenlijk was een het opluchting voor mijn moeder. Ze was al lang ziek en wilde niet meer leven en uiteindelijk is ze in haar slaap overleden. Het gaf mijn familie een goed gevoel dat verder lijden haar bespaard is gebleven, maar ik stortte volledig in. Ik kon alleen nog maar huilen. Ik kon niet meer naar mijn werk, ik kon thuis niets meer, ik was helemaal kapot. En toen realiseerde ik me dat ik vooral huilde om mijn dochter, die ik al zoveel jaren had verzwegen. Dat kan ik niet meer en ik wil het ook niet meer. Ik wil praten over haar, ik wil om haar huilen, ik wil alle tijd nemen om te rouwen om haar.’